1Abnormale prestaties (core indicatoren)
Onstabiele metingen:
De SpO2-waarden springen vaak (zoals schommelingen van meer dan ±5%) en kunnen de waarde niet blokkeren.
De signaalsterktebalk (perfusie-index/PI) is voortdurend te laag (bijvoorbeeld PI < 0,3%).
Onjuiste gegevens:
Niet overeenkomt met klinische symptomen (zoals de patiënt geen dyspnea heeft, maar de SpO2-scherm is extreem laag).
In vergelijking met andere monitoringsapparaten (zoals arteriële bloedgasanalyse) is het verschil aanzienlijk.
Niet te detecteren:
De sonde heeft helemaal geen signaaluitgang, of het apparaat vraagt om "sensorfout" of "signaalverlies".
2Lichamelijke schade.
Inspectie van het uiterlijk:
De kabel is beschadigd, gebroken of de interne draad is blootgesteld.
De probe-clipveer is los en past niet goed op de vinger/oorbel (wat de lichtdoorlaatbaarheid beïnvloedt).
Het licht uitzendendend raam (LED of foto-elektrische ontvanger) is vies, gekrast of oud en geel.
Functionele test:
Signalonderbreking treedt op wanneer de sonde zacht wordt geschud (mogelijk slecht intern contact).
3Hygiëne en besmetting
Zichtbare besmetting:
Proeftoestellen komen in contact met bloed, lichaamsvloeistoffen, zweet of kleefstoffen.
Schimmel of geur op het oppervlak (langdurige niet-vervanging).
Infectierisico:
Gebruikt tussen verschillende patiënten (eenmalige sondes mogen strikt niet worden hergebruikt).
Gebruikt door dezelfde patiënt langer dan de aanbevolen tijd (bv. > 24-48 uur).
4. Levensduur en tijd
Eenmalige sondes:
De door de fabrikant vastgestelde eenmalige/kortdurende gebruiksduur overschrijden (zelfs als het uiterlijk intact is).
Herbruikbare sondes:
Bereiken van de nominale levensduur van de fabrikant (bijv. 1-2 jaar) of het aantal gebruikten.
Overmatige desinfectietijden leiden tot materiaalveroudering (bijv. siliconenverharding, verlies van viscositeit).
5. vereisten voor klinisch scenario
Omgeving met een hoog risico:
Het wordt aanbevolen om de specificaties voor vervanging in de operatie en ICU strikt te volgen om mogelijke mislukkingen te voorkomen.
Huishoudelijk gebruik:
Als de aflezing normaal is en er geen schade is, kan de gebruiksduur naar behoren worden verlengd, maar is regelmatige controle vereist.
Operationeel advies
Kruisvalidering:
Vervang een ander apparaat of een nieuwe sonde om de metingen te vergelijken.
Reinigingspoging:
Veeg het lichtgevende venster voorzichtig af met alcohol katoen (alleen voor schoonmaakbare sondes) en observeer of de prestaties worden hersteld.
Vervanging van records:
Markeer de datum van het eerste gebruik om overmatig gebruik te voorkomen.
Notities
Eenmalige sondes kunnen niet worden hergebruikt: zelfs als de prestaties normaal zijn, kan herhaald gebruik in strijd zijn met de voorschriften voor de bestrijding van infecties.
Pasgeborenen/brandpatiënten: de huid is gevoelig en moet vaker (bijvoorbeeld om de 12 uur) vervangen worden.
1Abnormale prestaties (core indicatoren)
Onstabiele metingen:
De SpO2-waarden springen vaak (zoals schommelingen van meer dan ±5%) en kunnen de waarde niet blokkeren.
De signaalsterktebalk (perfusie-index/PI) is voortdurend te laag (bijvoorbeeld PI < 0,3%).
Onjuiste gegevens:
Niet overeenkomt met klinische symptomen (zoals de patiënt geen dyspnea heeft, maar de SpO2-scherm is extreem laag).
In vergelijking met andere monitoringsapparaten (zoals arteriële bloedgasanalyse) is het verschil aanzienlijk.
Niet te detecteren:
De sonde heeft helemaal geen signaaluitgang, of het apparaat vraagt om "sensorfout" of "signaalverlies".
2Lichamelijke schade.
Inspectie van het uiterlijk:
De kabel is beschadigd, gebroken of de interne draad is blootgesteld.
De probe-clipveer is los en past niet goed op de vinger/oorbel (wat de lichtdoorlaatbaarheid beïnvloedt).
Het licht uitzendendend raam (LED of foto-elektrische ontvanger) is vies, gekrast of oud en geel.
Functionele test:
Signalonderbreking treedt op wanneer de sonde zacht wordt geschud (mogelijk slecht intern contact).
3Hygiëne en besmetting
Zichtbare besmetting:
Proeftoestellen komen in contact met bloed, lichaamsvloeistoffen, zweet of kleefstoffen.
Schimmel of geur op het oppervlak (langdurige niet-vervanging).
Infectierisico:
Gebruikt tussen verschillende patiënten (eenmalige sondes mogen strikt niet worden hergebruikt).
Gebruikt door dezelfde patiënt langer dan de aanbevolen tijd (bv. > 24-48 uur).
4. Levensduur en tijd
Eenmalige sondes:
De door de fabrikant vastgestelde eenmalige/kortdurende gebruiksduur overschrijden (zelfs als het uiterlijk intact is).
Herbruikbare sondes:
Bereiken van de nominale levensduur van de fabrikant (bijv. 1-2 jaar) of het aantal gebruikten.
Overmatige desinfectietijden leiden tot materiaalveroudering (bijv. siliconenverharding, verlies van viscositeit).
5. vereisten voor klinisch scenario
Omgeving met een hoog risico:
Het wordt aanbevolen om de specificaties voor vervanging in de operatie en ICU strikt te volgen om mogelijke mislukkingen te voorkomen.
Huishoudelijk gebruik:
Als de aflezing normaal is en er geen schade is, kan de gebruiksduur naar behoren worden verlengd, maar is regelmatige controle vereist.
Operationeel advies
Kruisvalidering:
Vervang een ander apparaat of een nieuwe sonde om de metingen te vergelijken.
Reinigingspoging:
Veeg het lichtgevende venster voorzichtig af met alcohol katoen (alleen voor schoonmaakbare sondes) en observeer of de prestaties worden hersteld.
Vervanging van records:
Markeer de datum van het eerste gebruik om overmatig gebruik te voorkomen.
Notities
Eenmalige sondes kunnen niet worden hergebruikt: zelfs als de prestaties normaal zijn, kan herhaald gebruik in strijd zijn met de voorschriften voor de bestrijding van infecties.
Pasgeborenen/brandpatiënten: de huid is gevoelig en moet vaker (bijvoorbeeld om de 12 uur) vervangen worden.